Al sinds 1992 helpen we zwerfkatten. Destijds bestonden er veel locaties met een populatie van wel dertig (ongeholpen) katten. Dat zorgde voor zeer veel overlast. Het aantal opgehaalde kittens, waarvan er velen slecht aan toe waren, kon in de zomermaanden oplopen tot zeventig á tachtig per maand! Gelukkig is de huidige situatie een stuk beter.

Deel dit bericht!

Populaties van zeven of tien katten behoren op dit moment tot de grotere en daar zijn er relatief weinig van. Bovendien blijken op deze locaties veel katten al door onze acties geholpen te zijn. Op dit moment halen wij in een drukke zomermaand enkele tientallen kittens op en is het aantal opgehaalde zieke kittens ongeveer vijfenzeventig procent verminderd.

TNR methode

Wij vangen volgens de TNR-methode, waarbij TNR staat voor Trap, Neuter and Return, oftewel Vangen, Castreren/steriliseren en Terugplaatsen. De TNR-methode is wetenschappelijk bewezen de meest efficiënte en diervriendelijke methode om de grootte van een zwerfkattenpopulatie te beperken. We vangen iedere week en het aantal gevangen katten is gemiddeld tweehonderdvijftig per jaar.

Eerste chip voor katten in Nederland

Onze Dierenambulance was voor zover bekend de eerste in Nederland die gevangen zwerfkatten is gaan voorzien van een microchip. Dit begint nu gelukkig gemeengoed te worden. Destijds waren de chips alleen voor landbouwhuisdieren verkrijgbaar.

Landelijk gezien werd er in 1992 nog niet veel aan het vangen van zwerfkatten gedaan. Zij – en hun jongen – werden aan hun lot overgelaten. Als er al gevangen werd dan knipte men, ter onderscheid van nog niet gevangen katten, na het vangen een stukje van een van de oren af (‘oor tippen’). Een nadeel van dit oor tippen is dat je geen medische of andere gegevens kunt bewaren bij individuele dieren. Dit was de aanleiding voor ons om vanaf het begin van vangacties de dieren te chippen. Door middel van een lange afleesstok zijn de chips afleesbaar door de (ijzeren) vangkooien heen. Een kat die gevangen wordt en al geholpen blijkt te zijn (en gezond is), kan dan onmiddellijk weer worden losgelaten. Door de vastgelegde gegevens in de computer kunnen we precies zien om welke kat het gaat. Zo konden we al snel vaststellen dat vangen en terugzetten zinvol was. In de praktijk ontdekten we gaandeweg de beste methode, voordat dit later door onderzoek is bevestigd en als de TNR-methode is vastgelegd.

Het oor tippen keert overigens terug. Omdat door het succes van het vangen het aantal ongeholpen katten in Den Haag langzamerhand kleiner is dan het aantal geholpen katten, wordt vanaf begin 2010 gewerkt met een combinatie van oor tippen en chippen. Zo kunnen we vóór het vangen in het veld al onderscheid maken tussen geholpen en ongeholpen katten. Dit is noodzakelijk om efficiënt te kunnen blijven vangen.

Vangmodel

De omstandigheden rond het vangen kunnen simpel of juist zeer complex zijn. In het eenvoudigste, zeg maar ‘basismodel’ bevindt zich:

  • een afgesloten binnentuin;
  • één populatie katten;
  • een persoon die hen altijd op vaste tijden voert en de dieren individueel kent;
  • een persoon die op de kooien kan letten om te zien of alles goed gaat;
  • geen andere mensen die zich met de situatie bemoeien of de katten voeren.

Zwerfkatten zijn zeer schuwe katten. Zij vertrouwen het niet als er iets of iemand vreemd is in hun vertrouwde omgeving. Najagen met een vangnet heeft geen enkele zin want katten zijn, zeker in het open terrein, veel sneller dan een mens met een net.

  • Het vangen moet dus door middel van een vangkooi gebeuren.
  • Het vangen moet zeer rustig, geduldig en met zo min mogelijk verstoring verlopen.
  • Er is een dwangmiddel nodig om de katten zover te krijgen dat zij een vangkooi inlopen.
  • Het dwangmiddel is hun voer.
  • Er moet op de vangkooien gelet worden tijdens het vangen of op eventuele ‘tussendagen’ (dagen dat de vangkooi blijft staan zonder dat er een vangactie is).

In het basismodel wordt dus eenvoudig het volgende gevraagd aan de voerder:

  • Er moeten vangkooien door onze mensen geplaatst kunnen worden in de tuin of iets dergelijks.
  • De voerder/verzorger moet ons vertrouwen en meewerken door rustig te blijven vóór, tijdens en na het vangen.
  • De voerder/verzorger moet meewerken door een of zelfs twee dagen niet te voeren, want een kat die honger heeft gaat vroeg of laat altijd de vangkooi in, mits hij of zij niet op een andere manier dan via de kooi aan voedsel kan komen. Als dit zielig gevonden wordt en er toch tussentijds wordt gevoerd, dan werkt het vangen van de meest schuwe katten gewoon niet. Onze mensen trekken zich in dat geval dan ook van de situatie af.
  • Hulp bij het eventuele conditioneren. Zelfs de meest schuwe en snelste kat kan volgens het basismodel eenvoudig gevangen worden. Door de kat (desnoods enkele ‘tussen’ dagen) te voeren in een vangkooi zonder valdeur, raakt het dier zo gewend aan de kooi dat het op een gegeven moment zonder wantrouwen naar binnen loopt om te eten. Een truc voor de hardnekkige gevallen, die we al vaak hebben toegepast.
  • Of men bereid is om onze briefjes te verspreiden onder de buurtbewoners, waarin we om medewerking vragen, uitleggen dat er gevangen gaat worden en hoe het vangen werkt. Ook wordt men hierin gewaarschuwd de eigen kat gedurende de vangactie binnen te houden.

Afwijkingen van het basismodel

Bovengenoemde situatie is het meest simpele voorbeeld dat in theorie en in de praktijk voor kan komen. Maar dit model laat wel zien dat het haast niet anders kan, dan dat vangen werkt en dat het probleem beheersbaar is als betrokken mensen mee willen werken. Als er meerdere mensen betrokken zijn bij de situatie of als het terrein ingewikkelder is dan in het model (geen afgesloten, maar een open of gemeenschappelijke tuin bijvoorbeeld) dan blijven dezelfde krachten van invloed op het vangresultaat als in het basismodel, maar wordt de situatie navenant complexer omdat met steeds meer factoren rekening gehouden moet worden om tot een succesvolle vangactie te komen.
Met geduld kunnen alle katten gevangen worden, zolang wij buurtbewoners in de eerste plaats kunnen bereiken en zolang zij zich aan de afspraken willen houden. Wie dierenwelzijn belangrijk vindt zou daar geen moeite mee moeten hebben.

Waarom worden de dieren niet gewoon afgemaakt?

Deze vraag bereikt ons gelukkig steeds minder vaak, maar hij wordt soms nog gesteld. Het succesvol beperken van een populatie zwerfkatten in een stad staat los van wat je met de gevangen dieren doet, maar hangt juist geheel af van hoeveel dieren er gevangen kunnen worden. Gecastreerde en gesteriliseerde katers en poezen krijgen net zoveel jongen als dode katers en poezen. Namelijk geen. Door de weerstand, die het afmaken van dieren terecht oproept, neemt het aantal katten dat gevangen kan worden af: buurtbewoners en verzorgers met hart voor dieren zullen namelijk tegen gaan werken om vangen te voorkomen.

Wat kun jij doen?

Je kunt zwerfkatten bij ons aanmelden op telefoonnummer 070 – 363 3744.

Kijkje achter de schermen

Lees het artikel ‘Een speciaal plekje voor zwerfkatten, in ons hospitaal en in ons hart’.

Help ons de dieren helpen!